Catcalling

In het Vondelpark, op het bruggetje naar het grote speelveld, kreeg een te dun geklede donkere man een kop thee van twee warmgeklede witte mannen. In mijn hoofd had ik ervan gemaakt dat die twee warmgeklede witte mannen thee uitdeelden aan illegalen die noodgedwongen in het park sliepen, ik vond het mooi. Ik passeerde ze op het moment dat de donkere man net zijn thee had aangenomen en wegliep, dezelfde kant op als ik. Achter me lopend zei hij “Hello beautiful lady….” – niet als groet, maar als gespreksopener - dat verschil kun je horen. Ik deed wat ik altijd doe: ik ging in de negeer/alertstand. Ik bleef stug doorlopen, me mentaal voorbereidend op alles en nergens op ingaan. Ineens besloot ik dat ik er klaar mee was. Ik draaide me om, keek hem recht aan en zei: “Don’t do that. Don’t approach women like that please.” Hij schrok en bood zijn excuses aan. Ik liep door, en ik voelde ineens een enorme woede opkomen, woede over al die keren dat ik mijn mond had gehouden. 

Ik heb vanaf het moment dat ik in de vruchtbare leeftijd kwam te maken gehad met wat ze nu ‘catcallers’ noemen: vrouwen nafluiten of schunnige dingen toeroepen. Wat er vaak op volgde was nog vervelender: aandacht blijven vragen, nalopen, schelden. Kankerhoer, kutwijf, ik heb ’t allemaal naar mijn hoofd gehad. In een verlaten straat lopen met een man achter je die je allerlei schunnige dingen blijft toeroepen is behoorlijk intimiderend. Een man die netjes de weg vroeg, en toen ik antwoord gaf vroeg of ik ‘m wilde pijpen. Ik ben meerdere keren in mijn kont geknepen, één keer zelfs van twee kanten tegelijk toen ik zo stom was om tussen twee mannen die van de tegenovergestelde kant kwamen door te lopen. Of die keer dat ik op oudjaarsavond door een verlaten Kinkerstraat naar huis liep, en er een man naast me bleef lopen die aldoor maar zei dat hij me wilde neuken – ik ben de Febo ingelopen waar ze net aan het schoonmaken waren, heb het uitgelegd en mocht even binnen wachten tot hij weg was, maar ik voelde me opgejaagd wild. En laat één ding duidelijk zijn: ze kwamen uit alle lagen van de bevolking en hadden alle achtergronden. De enige overeenkomst was dat het allemaal mannen waren.

Ik vertelde ooit aan een vriend hoe het dagelijks leven van een jonge vrouw eruit ziet als ze de deur uitgaat: wat heb je aan, niet teveel lachen want dan nodig je uit, niet te weinig lachen want dan moet je meer lachen, loop stevig door en maak geen oogcontact, als het donker is je ene vinger op de noodknop op je telefoon, sleutels tussen de vingers van je andere hand zodat je je kunt verdedigen, altijd alert zijn, aldoor keuzes maken: als je niet reageert ben je een kutwijf, als je wel reageert kun je problemen krijgen. Hij was verbijsterd. Ik heb het jaren normaal gevonden. Dat is het niet. 

In Rotterdam is onderzoek gedaan: 94% van de vrouwen tussen de 18 en 45 jaar heeft te maken gehad met intimidatie op straat. Op de website van de gemeente staat: “Een aantal vrouwen gaf zelfs aan dat ze seksuele straatintimidatie niet meer opmerken of ervaren als overlast. Omdat ze eraan gewend zijn (geraakt).” Daar is het inmiddels wettelijk verboden. Dat is een heel goed signaal, maar het is eigenlijk waanzin dat dat nodig is. Ouders vertellen hun dochters dat ze op moeten passen, maar dat is de omgekeerde wereld: ouders zouden hun zonen beter moeten opvoeden. De straat is geen veemarkt en vrouwen zijn geen gat met een lijf eromheen.





Reacties