Begin 2020 organiseerde ik, samen met Theatercafé de
Smoeshaan en Theater Bellevue, een expositie die tot juli zou lopen. De opening vond half februari plaats en was een groot succes: de foyer was afgeladen, er werd
gespeecht, gedronken, gepraat en gelachen terwijl er schalen hapjes rondgingen
waar iedereen wat lekkers van nam.
Nog geen maand later was dat scenario ondenkbaar. De geëxposeerde
stukken stonden mooi te zijn in een verlaten gebouw. Alles was stil.
Drie maanden later, toen de maatregelen versoepeld werden,
bedachten we een manier om er toch nog wat mensen van te laten genieten: bezoekers
op afspraak, één tegelijk, die ik zou opvangen. Ik was een van de weinige
levende wezens in het pand. Tussen de afspraken zaten leemtes, als
de afstand die we van elkaar moesten houden.
In Japan hebben ze een mooi begrip als het om leemtes gaat:
Ma, waar ‘negatieve ruimte’ mee bedoeld wordt. Het karakter Ma (間)
bestaat uit twee delen, 門 betekent deur en 月 betekent zon. Door een opening kan licht schijnen. Heel
simpel gesteld behelst het concept dat negatieve ruimte (leegte) van even wezenlijk
belang is als positieve ruimte (niet-leegte), en bewust gekozen of waargenomen
kan worden. De stiltes in een muziekstuk, de lege ruimte in een vaas.
De eerste middagen was ik gewoon aanwezig, ontving de bezoekers
of wachtte op de volgende afspraak terwijl ik op mijn telefoon mails
afhandelde en Facebook doorscrollde. Op een van de middagen was alles ineens
anders: ik was mijn telefoon vergeten en er zou nog een bezoeker komen met wie
ik geen tijd had afgesproken, waardoor ik niet anders kon dan er echt zijn - de
leemte in vallen.
Ik dwaalde rond door de hal van Bellevue en de Smoeshaan, vertrouwde plekken waar ik al jaren kom, ook door mijn werk. Nu was het verlaten – niet leeg, maar echt verlaten. Overal waren echo's terug te vinden van een ongecompliceerd leven, van samen van mooie dingen genieten, je verbonden voelen met elkaar door nabijheid en een gedeelde ervaring. Lege stoelen en krukken, een bar die wachtte op drinkers en hangers. Felgekleurde affiches met aankondigingen voor maanden die nog komen moesten hingen hoopvol aan de posterwand, tegenover een wandbord waar pre-Coronafoto’s op geprikt waren van mensen die elkaar omarmden en blij de lens in keken. In de lege hal van het theater, waar een grote vaas met dode bloemen in brak water stond, was met hard luisteren heel in de verte nog het geroezemoes van in- en uitlopend publiek te horen. In de grote zaal met rijen lege stoelen en donker speelvlak was het oorverdovend stil.
Ik ben gewend om te focussen op wat er wél kan en dat het
allemaal wel goed komt, maar nu overviel me - misschien voor het eerst - een
gevoel van diepe rouw over wat we verloren zijn. Zeker, we doen ons best, we
proberen het maximale eruit te halen binnen de beperkingen,
we bedenken mooie dingen waar mensen op veilige afstand naar kunnen kijken, we
zoeken voorzichtig elkaars nabijheid waarbij we vooraf vragen of we kunnen knuffelen, we
maken er grapjes over en we proberen elkaar moed in te spreken, maar het blijft
een imitatie, een slap aftreksel van het leven dat we hadden.
Mijn afspraak kwam uiteindelijk niet opdagen. Ik stapte naar
buiten, de drukte in van iedereen die bijna krampachtig doet wat er nog wél kan,
zolang het nog kan.
Het contrast had niet groter kunnen zijn.
Reacties
Een reactie posten