Witte vliegjes

Ik hou van de sfeer van begraafplaatsen. Het is er bedachtzaam, de stenen en doden zijn verstild terwijl de natuur erdoorheen levend, ongestoord en onverstoorbaar haar gang gaat. Elke steen vertelt een verhaal, een goedverzorgd graf  is verdrietig omdat de dode wordt gemist en een verwaarloosd graf even verdrietig omdat de dode is vergeten. De graven zijn niet alleen letterlijk gedateerd, maar ook figuurlijk: al uit het lettertype en de woordkeus kun je een hoop afleiden. Hoe ouder het graf, hoe formeler de tekst. De korte zinnetjes onder de namen en data zijn ontroerend, de nabestaanden hebben vast lang nagedacht over de woorden die alles moeten omvatten en worden vastgelegd in steen. Het allerliefst zijn de kleine hartjes gevormd door steentjes, die los op de grafstenen liggen. Door al die dingen samen ademt een begraafplaats niet alleen dood, maar ook liefde en leven. Net als de zee laat zo’n plek je voelen hoe nietig je bent en hoe alles, met of zonder jou, gewoon doorgaat.

Afgelopen week was ik in Maastricht en bezocht, zoals vaker als ik daar ben, het kerkhof op de Sint-Pietersberg. Het is een van de mooiste begraafplaatsen die ik ken, en doordat het op een berg ligt is het geluid gedempter. Zelfs mijn voetstappen op het grind klinken er anders dan in de buitenwereld. Er was die dag niemand, en het was muisstil, op wat vogels en wind na. Tijdens mijn getuur trof ik een grote naaktslak aan de rand van een van de graven, die ijverig probeerde de steen te beklimmen. Door de plek is alles ineens vervuld van symboliek: een overvliegende zwarte raaf, een briesje door een van de zorgvuldig geplaatste bloementakjes, een steentje dat ineens van een grafsteen valt. Langzaam en nog altijd doorturend liep ik langs de graven linksaf het pad op naar boven. Aan de zijkant staan muren waar urnen in worden geplaatst met een plaat ervoor. Op de eerste muur waren de platen nog leeg, maar de muur helemaal bovenin was vol. Voor bijna alle platen waren kleine vaasjes met bloemen neergezet, bij sommigen een heel rijtje. Voor die urnenmuur stond een bankje, waar mensen op konden zitten om te rouwen of mijmeren. Achter het bankje stond een heg, die het plekje van het pad scheidde. Ik bleef even stilstaan om te kijken, en terwijl ik de platen bekeek vloog er een grote wolk piepkleine witte vliegjes op uit de heg. Ik had nog nooit zulke vliegjes gezien, ze waren zo wit dat de wolk sneeuw leek, of stof. De wolk bewoog zich naar voren en bleef boven het lege bankje hangen. Met een beetje fantasie zat er een figuur, misschien was het iemand die geen afscheid kon nemen van het leven, of van zijn geliefde. Daar zou iemand vast een mooi verhaal over kunnen schrijven…


Reacties