De eerste maanden nadat de meest recente ellende in Gaza was uitgebroken, hield ik me afzijdig. Ik wist dat daar al decennia gedoe was, maar niet precies waarom. Ik had ook daarvoor al allerlei vragen, zoals waarom een volk alleen op basis van religie een eigen land zou mogen hebben, of wie er nu precies begonnen was, of wat nou Palestijnen waren als er geen land bestond dat zo heette.
In de tussentijd heb ik veel bijgeleerd, waaronder de basis (het Joodse volk kreeg Israël als eigen staat na WOII, maar claimde steeds meer land ten koste van de oorspronkelijke inwoners) maar niet alle vragen zijn beantwoord, zoals waarom Israël recht denkt te hebben op de omringende gebieden, of waarom sommige mensen Israël nog steeds steunen (afgezien van veel inwoners en de overheid van de VS, daar ligt een andere agenda aan ten grondslag die niet veel met moraliteit van doen heeft*), dus ik ben maar eens in de geschiedenis gedoken, met veel hulp van zoekmachines, AI en Wikipedia.
Ik heb geprobeerd alles te dubbelchecken en zo feitelijk mogelijk (en soms heel globaal voor de leesbaarheid) samen te vatten, maar als er onjuistheden in staan wil ik het heel graag weten - ik leer graag bij. Ook heb ik de twee volkeren waar het allemaal om draait beiden als één geheel benoemd. Ik ben me ervan bewust dat ik daar onvermijdelijk individuen en nuances mee tekort doe: niet alle Joden hebben dezelfde mening, en niet alle Palestijnen hebben dezelfde mening.
Kanaän - het beloofde land
Volgens de Joodse traditie begon het allemaal (naar schatting rond de 19e eeuw v.Chr.) met God, die aan Abraham het hele land Kanaän beloofde - van de rivier van Egypte tot de Eufraat - als erfdeel voor zijn nakomelingen.
Kanaän heeft echt bestaan, en besloeg grofweg het gebied dat vandaag de dag bestaat uit Israël, Palestijnse gebieden, Zuidelijk Libanon, Westelijk Jordanië en Zuidelijk Syrië. Het werd bewoond door onder meer Amorieten, Arameeërs, Hethieten en Feniciërs. De breedst gedragen interpretatie van ‘de rivier van Egypte’, ook onder historici en bijbelwetenschappers, is dat daarmee de Wadi el-Arish wordt bedoeld, die dichtbij het huidige Israël ligt. Sommigen interpreteren ‘de rivier van Egypte’ als de Nijl, wat een enorme uitbreiding zou betekenen.
Na de belofte en oproep van God, verliet Abraham zijn woonplaats Haran (in het huidige zuidoosten van Turkije of noordwesten van Syrië) en trok naar Kanaän. Zijn nakomelingen, via Izaäk en Jakob, vormden de twaalf stammen van Israël. Er zijn ook archeologische bewijzen gevonden voor langdurige bewoning van Kanaän door Israëlitische stammen.
In de Tenach (de Hebreeuwse Bijbel, waar de Thora het eerste en centrale deel in vormt) wordt beschreven dat de Israëlieten na een periode van slavernij in Egypte onder leiding van Mozes terugkeerden naar Kanaän - de Exodus (naar schatting ergens tussen de 15e en de 13e eeuw v.Chr.). Onder Jozua veroverden ze delen van het land terug en vestigden zich daar. Het land werd verdeeld onder de twaalf stammen. Hier zijn geen sluitende archeologische bewijzen voor gevonden, dus er zijn ook andere verklaringsmodellen over te vinden.
Rond 1000 v.Chr. ontstond een verenigd koninkrijk onder drie koningen: Saul, David en Salomo. Onder David werd Jeruzalem veroverd en tot hoofdstad gemaakt. Salomo bouwde er later de tempel, waardoor de stad op de heuvel Zion uitgroeide tot het religieuze én politieke centrum van het rijk. Na de dood van Salomo, rond 930 v.Chr., viel het rijk door politieke en sociale spanningen uiteen in twee koninkrijken, die beiden werden bevolkt door mensen die zichzelf zagen als nakomelingen van de aartsvaders Abraham, Izaäk en Jakob:
- Israël in het noorden
- Juda in het zuiden, met Jeruzalem als hoofdstad (de ligging van het oude Juda overlapt grotendeels met delen van de huidige Westelijke Jordaanoever, wat vandaag vaak wordt aangeduid als onderdeel van de Palestijnse gebieden)
Ook het bestaan van de twee koninkrijken wordt onderschreven door archeologische vondsten.
De herkomst van de uitspraak ‘het beloofde land’ en het gebied dat dat beslaat, ligt dus besloten in het religieuze verhaal over Kanaän.
8e eeuw v.Chr. – 6e eeuw v.Chr.: De oorsprong van de verspreiding
Israël
In de 8e eeuw v.Chr. werd het noordelijke koninkrijk Israël veroverd door de Assyriërs. Veel inwoners werden gedeporteerd of vluchtten, wat leidde tot een eerste verstrooiing. Het gebied werd opgenomen in het Assyrische rijk als de provincie Samerina. De tien stammen die ooit het oude Israël vormden, raakten verspreid en zijn in de traditie bekend als de ‘tien verloren stammen’.
Juda
Twee eeuwen later, in de 6e eeuw v.Chr., veroverden de Babyloniërs het zuidelijke koninkrijk Juda. In 586 v.Chr. verwoestten ze de Eerste Tempel in Jeruzalem en een groot deel van de Joodse elite werd gedeporteerd naar Babylon, waar zich een bloeiende Joodse gemeenschap ontwikkelde. Vanaf die tijd begonnen Joden zich ook te vestigen in andere delen van het Midden-Oosten, Noord-Afrika, Klein-Azië, en later Europa. Deze verspreiding was niet altijd het gevolg van verdrijving—soms ging het om vrijwillige migratie, handel of religieuze expansie.
Dit is ook de periode waarin de aanduiding ‘Jood’ gangbaar werd. Het is afgeleid van Judeeër - inwoner van Juda, waar de religieuze praktijk centraler en conservatiever was dan in Israël, met Jeruzalem en de Tempel als focus.
Na de val van Babylon (539 v.Chr.) mogen sommigen terugkeren naar Juda onder Perzische heerschappij. De Tweede Tempel werd gebouwd op dezelfde plek als de eerste, en het religieuze leven hernam vorm.
5e eeuw v.Chr. – 1e eeuw n.Chr: Perzische, Griekse en Romeinse overheersing
Juda werd achtereenvolgens bestuurd door de Perzen, Grieken (na Alexander de Grote), en Romeinen. Religieuze stromingen ontstaan: Farizeeën, Sadduceeën, Essenen, Zeloten.
In 70 n.Chr. verwoesten de Romeinen de Tweede Tempel. Alleen de westelijke muur van het tempelplateau waar de tempel op stond, bleef behouden. Die zou later bekend worden als de Klaagmuur (de eigenlijke naam is HaKotel HaMa'aravi, oftewel ‘de westelijke muur’) waar Joden bidden, rouwen om de verwoesting van de tempel en later om de diaspora die daarop volgde.
Tussen 132 en 136 n.Chr. vond onder keizer Hadrianus de Bar Kochba-opstand plaats tegen de Romeinse overheersing. Die werd met geweld neergeslagen, waarna Juda werd hernoemd tot Syria Palaestina als symbolische uitwissing van Joodse aanwezigheid. Er werd zelfs een nieuwe stad gebouwd op de ruïnes van Jeruzalem, Aelia Capitolina, met als provocatie een heidense tempel (want gewijd aan Jupiter Capitolinus, een god uit het Romeinse pantheon) op de plek van de verwoeste Joodse Tempel. Toegang tot de stad was verboden voor Joden op straffe van de dood. Dat betekende het einde van het tempelcultus.
1e - 7e eeuw: Rabbijns jodendom en diaspora
Toch kregen de Joden onder het Romeinse bewind in wat ooit Juda was, wat ruimte om hun religieuze leven te hervormen. In Javne wordt een nieuw religieus centrum gesticht met een focus op Thora-studie, gebed en mondelinge traditie. De Talmoed ontstaat: een verzameling van discussies, wetten en commentaren op de oude Joodse geschriften. Dit is het begin van het rabbijnse jodendom.
Joden verspreiden zich over het Romeinse rijk, Perzië, Noord-Afrika en Europa.
7e - 15e eeuw: Middeleeuwen
Joodse gemeenschappen ontstaan in Spanje, Frankrijk, Duitsland, Polen, Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Periodes van bloei (zoals in het islamitische Spanje) wisselen af met vervolgingen, pogroms en verbanningen. In 1492 worden Joden uit Spanje verdreven; velen vestigen zich in het Ottomaanse rijk of Nederland.
De belangrijkste redenen voor de vervolgingen en verbanningen waren:
- religieus en nationalistisch
In het christelijke Europa werden Joden vaak gezien als verwerpers van Christus, wat leidde tot theologische vijandigheid. In islamitische gebieden kregen Joden de status van dhimmi (beschermde minderheid), maar waren wel onderworpen aan beperkingen en vernederende regels. Vanaf de late middeleeuwen en vroegmoderne tijd ontstonden centraliserende staten die religieuze homogeniteit nastreefden. Joden pasten niet in dat beeld. - economisch
Joden mochten vaak geen land bezitten of lid zijn van gilden, en werden daardoor actief in geldhandel en kredietverlening. Dit leidde tot wantrouwen en jaloezie, vooral in tijden van economische crisis. Schulden konden worden 'opgelost' door Joden te verdrijven of te vervolgen - een vorm van gelegaliseerde roof. - sociale en politieke instabiliteit
In tijden van pest, oorlog of maatschappelijke onrust werden Joden vaak als zondebok aangewezen. Tijdens de Zwarte Dood (1348–1351) werden ze bijvoorbeeld beschuldigd van het vergiftigen van waterbronnen. Daarop volgden pogroms en massamoorden, vooral in het Rijnland en later in Oost-Europa.
16e - 18e eeuw: Vroegmoderne tijd
In Oost-Europa groeit het shtetl-leven: kleine Joodse dorpen met eigen cultuur en religie. In West-Europa ontstaat voorzichtig emancipatie, vooral in Nederland en later Frankrijk. Mystieke stromingen zoals het chassidisme ontstaan in Polen en Oekraïne.
19e eeuw: Emancipatie en modernisering
In veel Europese landen krijgen Joden burgerrechten (Napoleontische tijd, de Verlichting). Er ontstaan nieuwe stromingen zoals het reformjodendom en orthodoxie. Tegelijkertijd groeit het antisemitisme, vooral in Oost-Europa en Rusland. Daarmee groeit onder het Joodse volk ook het verlangen naar een eigen staat.
Eind 19e eeuw: het Zionisme
De eerste zionistische stemmen klinken: terugkeer naar het beloofde land als politieke beweging.
De naam is afgeleid van Zion, oorspronkelijk de zuidelijke vestingheuvel van David - de ‘Stad van David’ - waar Jeruzalem zich begon te ontwikkelen. In religieuze taal werd ‘Zion’ geleidelijk uitgebreid tot het hele heilige gebied van Jeruzalem, inclusief de Tempelberg (de berg Moria), waar Salomo de eerste Joodse tempel bouwde.
Bij het ontstaan van de politieke beweging vormde het boek Der Judenstaat van Theodor Herzl (1896) de basis. In het boek bood Herzl voor het eerst een praktische oplossing voor het ‘Joods vraagstuk’. Volgens de beweging moest er eerst internationale, wettelijke en beschermde erkenning van de rechten van het Joodse volk op het Land van Israël worden bereikt, vóór het daadwerkelijke begin van de nederzetting.
De Aliyot (Joodse immigratiegolven) begonnen rond 1882, vooral vanuit Oost-Europa en Jemen. Daarna trokken ook vanuit andere gebieden steeds meer Joden naar het gebied waar ooit het Beloofde Land lag en vestigden zich in nederzettingen - maar daar woonden al Palestijnse Arabieren. Sommige zionistische organisaties kochten land van grootgrondbezitters, vaak zonder dat de Arabische pachters wisten dat hun land verkocht was. Dit leidde tot sociale spanningen, vooral wanneer boeren werden verdreven. Er ontstond bezorgdheid over de groeiende Joodse aanwezigheid en het verlies van land.
1917 - Britse overheersing van het gebied Palestina
Na de val van het Ottomaanse rijk in de Eerste Wereldoorlog, kreeg Groot-Brittannië het mandaat over het gebied Palestina (gebied, want het is nooit een officieel erkende staat geweest) van de Volkenbond - het resultaat van een complex geopolitiek uitruilproces. Maar al vóór die formele toewijzing had het Verenigd Koninkrijk zich in een web van tegenstrijdige beloften gewikkeld:
1. Hoessein-McMahon-correspondentie (1915–1916)
De Britten beloofden Arabische leiders onafhankelijkheid in ruil voor steun tegen de Ottomanen. Het gebied Palestina werd vaag omschreven, waardoor later discussie ontstond over of het wel of niet onder die belofte viel.
2. Sykes-Picot-overeenkomst (1916)
Een geheime afspraak tussen Frankrijk en Groot-Brittannië om het Midden-Oosten onderling te verdelen na de oorlog. Palestina zou onder internationale controle komen, maar in de praktijk kreeg Groot-Brittannië de leiding.
3. Balfour-verklaring (1917)
De Britse regering verklaarde steun voor de oprichting van een ‘nationaal tehuis voor het Joodse volk’ in Palestina**. Tegelijk werd beloofd dat dit niet ten koste zou gaan van de rechten van de niet-Joodse bevolking - een ambiguïteit die mee zou spelen in decennia van conflict.
Wat er allemaal mis was met de gang van zaken:
- de formulering ‘nationaal tehuis’ (national home) is te vaag, en daardoor te breed te interpreteren.
- de verklaring noemt Palestina, maar specificeert niet welk gebied dat precies omvat (het gebied was destijds nog geen afgebakende entiteit)
- de lokale bevolking was niet geraadpleegd. Balfour zelf vond hun mening ‘niet van belang’ vergeleken met de zionistische aspiraties. Saillant detail: ruim vijftien jaar eerder, in 1905, was Balfour betrokken bij het aannemen van Aliens Act, die gericht was tegen de toestroom van Oost-Europese Joden naar Groot-Brittannië.
- de waarborg voor de niet-Joodse bevolking was niet concreet uitgewerkt. Er wordt niets gezegd over politieke rechten, landbezit of zelfbeschikking.
- de verklaring stelt dat de rechten van Joden in andere landen niet mogen worden aangetast, maar het is onduidelijk hoe het creëren van een nationaal tehuis in Palestina die rechten zou kunnen beïnvloeden en wat de implicaties zouden zijn voor diaspora-Joden. Dat leidde tot verdeeldheid binnen Joodse gemeenschappen: sommigen zagen het als een historische kans, anderen vreesden antisemitische repercussies.
- botsende beloften aan Arabische volkeren: Groot-Brittannië had eerder in de McMahon-Hussein-correspondentie beloofd Arabische onafhankelijkheid te steunen in ruil voor hulp tegen het Ottomaanse Rijk. In de Balfour-verklaring wordt die belofte genegeerd, wat leidde tot wantrouwen en conflict.
1936–1939: Arabische opstanden
Palestijnse Arabieren kwamen in opstand tegen zowel de Britse overheersing als de groeiende Joodse aanwezigheid, en tegen de daaruit voortvloeiende landonteigening, economische marginalisering en politieke uitsluiting.
De Britse repressie was intens: ze stuurden tienduizenden troepen, voerden luchtaanvallen uit, vernielden duizenden huizen en veroordeelden tientallen Palestijnen tot de dood. De Joodse gemeenschap leed ook verliezen door aanvallen op nederzettingen en burgers, maar de structurele repressie van de opstand richtte zich primair op de Arabische bevolking. Meer dan 5.000 Arabische Palestijnen werden gedood, 15.000 raakten gewond en minstens 5.600 werden gearresteerd of gevangengezet.
1947-1948: Arabisch-Israëlische oorlog en erkenning van de staat Israël
Na de Holocaust in WOII werd de internationale urgentie voor een Joodse staat vanzelfsprekend aanzienlijk groter. In 1947 werd het tweestatenplan voorgelegd (een VN-verdelingsplan dat voorzag in een Joodse en een Arabische staat, met Jeruzalem onder internationaal bestuur), wat leidde tot de Arabisch-Israëlische oorlog waarna Israël in 1948 werd uitgeroepen tot onafhankelijke staat. Meer dan 750.000 Palestijnen werden gedwongen hun huizen te verlaten, honderden dorpen werden verwoest en er vonden gewelddadige bloedbaden plaats. Die periode, die door veel historici wordt gezien als een vorm van etnische zuivering en leidde tot een permanente Palestijnse diaspora, wordt door Palestijnen de Nakba (de Ramp) genoemd en wordt elk jaar op 15 mei herdacht.
Het geweld tegen de Palestijnen stopte niet na de oprichting van Israël: sindsdien heeft Israël door oorlogen, nederzettingenbouw en juridische maatregelen steeds meer Palestijns land geclaimd, waarbij Palestijnen werden verdreven of beperkt in hun bewegingsvrijheid. Denk bijvoorbeeld aan de Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever en de blokkade van Gaza. Hamas ontstond als reactie op decennialange onderdrukking in 1987, tijdens de Eerste Intifada - een massale Palestijnse opstand tegen de Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook.
Belangrijkste factoren
Mijns inziens zijn de belangrijkste (historische) factoren die meespelen als volgt:
- in de Joodse religie ligt een concreet geografisch gebied besloten als beloofd land
- dat beloofde land omvat grofweg wat nu Israël, Palestijnse gebieden, Zuidelijk Libanon, Westelijk Jordanië en Zuidelijk Syrië zijn
- de Romeinse uitwissing van de Joodse aanwezigheid, door het hernoemen van Juda naar Syria Palaestina, het verwoesten van tempels en het bouwen van een nieuwe stad op de ruïnes van Jeruzalem
- gedwongen migratie, verspreiding en eeuwenlange vervolging en verdrijving van Joden in Europa en het Midden-Oosten
- het ontstaan van het Zionisme eind 19e eeuw
- de tegenstrijdige en vage toezeggingen tijdens de Britse overheersing begin 20ste eeuw
- alle conflicten tussen het Joodse volk en de Palestijnse inwoners van het gebied
Overwegingen
De Joodse aanspraak op het gebied dat voorheen Kanaän was, is religieus en symbolisch geworteld in het idee van het beloofde land, maar historisch gezien werd het gebied voordat Abraham erheen trok bewoond door de oorspronkelijke inwoners van Kanaän. Abraham vestigde zich er als nomade en kocht een graf in Hebron, maar er was toen nog geen sprake van militaire verovering. Dat veranderde na de Exodus: onder leiding van Jozua werden delen van Kanaän met geweld ingenomen. Jeruzalem was bijvoorbeeld vóór Davids verovering in handen van de Jebusieten. Met andere woorden: het gebied was destijds ook niet van het Joodse volk, en werd - net als nu - door hen veroverd. Alleen is het nu veel dichterbevolkt, dus gaat de huidige verovering gepaard met veel meer bloedvergieten.
Ook zijn er meer volkeren die door de eeuwen heen hun thuisland zijn verloren: de Filistijnen, de Numidiërs, de Vandalen, de Inca’s, de Nabateeërs of recenter, de inheemse Noord-Amerikaanse volkeren. Die hebben eeuwen later geen aanspraak gedaan op hun oorspronkelijke thuisland (of wat ze zagen als hun thuisland) of dit met zoveel geweld afgedwongen (als ze die mogelijkheid al hadden).
Dat is allemaal waar, maar na al het vorengaande is duidelijk dat er (veel) meer meespeelt bij het Joodse volk. Ze werden gedwongen zich over de hele wereld te verspreiden, hebben sindsdien geen autonomie gekend en werden eeuwenlang en structureel overal vervolgd, verdreven of vermoord. Er heeft zich dus ook eeuwenlang trauma, wrok en een diep verlangen naar een eigen plek opgebouwd.
Door de eeuwen heen had de vaste grond voor het Joodse volk geen fysieke vorm, maar waren het verhalen, mythes en religie die het ankerpunt vormden. Die zullen dan ook veel zwaarder wegen dan bij volkeren die wél een eigen thuisstaat kennen. Door het gebrek aan een thuisland waar ze zich veilig, en onder gelijkgestemden met dezelfde geschiedenis konden voelen, kan het niet anders dan dat ‘het beloofde land’ mythische vormen heeft aangenomen, of zelfs voelt als een recht door al het onrecht dat hen is aangedaan.
Het blijvende gebruik van de aanduidingen ‘Palestina’ en ‘Palestijnen’, en de overwegingen om Palestina als autonome staat te erkennen, raken rechtstreeks aan dat diepe trauma: het bewuste uitwissen van Juda en daarmee de Joodse aanwezigheid in het gebied, en alle ellende die daar voor het Joodse volk op volgde. Het buitenproportionele geweld tegen de Palestijnen en het negeren van de wereldwijde kritiek erop, kunnen dan ook als uiting van al die opgebouwde wrok gezien worden. Als je structureel ernstig onrecht wordt aangedaan en je bent machteloos om daar iets tegen te doen, zet zich dat uiteindelijk om in blinde woede en geweld, en het Joodse volk heeft weinig reden om zich iets aan te trekken van een internationale gemeenschap die hen altijd uitkotste.
Anderzijds worden de Palestijnse Arabieren al sinds het einde van de 19e eeuw onder de voet gelopen, terwijl die allang niks meer te maken hebben met wat de Assyriërs, Babyloniërs of Romeinen er meer dan tweeduizend jaar geleden hebben uitgehaald, en geen enkele zeggenschap hebben gehad tijdens de onderhandelingen na de val van het Ottomaanse rijk. Miljoenen Palestijnen, die eerder gevlucht waren voor het geweld, leven in diaspora en eisen het recht op terugkeer naar hun oorspronkelijke dorpen en steden - net als de Joden dat deden. En ook de Palestijnen denken om religieuze redenen recht te hebben op Jeruzalem: het is de derde heiligste plek binnen de Islam. In 692 n.Chr. werd door de Omajjaden de Rotskoepel gebouwd op de Tempelberg, en in 710 n.Chr. werd de bouw van de Al-Aqsa-moskee voltooid, eveneens op het Tempelbergplateau. De naam verwijst naar ‘het verste heiligdom’ uit de Koran (soera 17), dat in de islamitische traditie met Jeruzalem wordt verbonden. Naast het feit dat het gebied al eeuwen hun geboortegrond is, is er dus ook een religieuze factor die hen aan het gebied verbindt.
Conclusie
Ik heb dagen aan dit stuk gewerkt, met het naïeve idee dat wanneer ik me grondig zou verdiepen in de materie en alle relevante informatie op een rij zou zetten, ik de oplossing zou vinden. Het was ook een arrogant idee: waarom zou ik de sleutel vinden voor een probleem, dat al minstens sinds het begin van de twintigste eeuw speelt en dat al generaties lang mensen bezighoudt die er veel dieper in zitten dan ik. Het was een illusie: ik kan geen oplossing vinden.
Het diepgewortelde Joodse verlangen naar een eigen plek is volkomen begrijpelijk en volgbaar.
Ook ik ben van mening dat het Joodse volk een eigen, veilige plek moet hebben na eeuwen noodgedwongen gezworven te hebben, en verketterd, verbannen of uitgemoord te zijn. Ik geloof alleen niet, dat dat gepaard zou moeten gaan met blinde woede en het daaruit voortvloeiende buitenproportionele geweld jegens een volk, zelfs al is dat volk in hun ogen misschien historisch gezien de bron van alle kwaad. Of dat die eigen plek het hele gebied hoeft te beslaan. In veel andere religies is er sprake van transformatie door voortschrijdend inzicht. Teksten worden anders geïnterpreteerd, of vrijer gevolgd. Hier is het omgekeerde gebeurd: een eeuwenoude belofte van een god heeft zich als gegeven vastgezet. Het Joodse volk beschouwt het hele gebied als erfgoed, in hun ogen is het van hen.
Andersom is er bij de Palestijnse Arabieren ook sprake van diepgewortelde wrok, na zó lang geleden te hebben onder de intocht van het Joodse volk in het gebied dat ze eeuwen als het hunne beschouwden. Er is hen nooit iets gevraagd, niet door de internationale gemeenschap en niet door het Joodse volk: dat kwam massaal binnen en claimde, vaak met veel geweld, het gebied. Daarnaast gaan ook zij gebukt onder diep trauma door decennialang geweld, onderdrukking, ontmenselijking en massamoord. Waar het ene volk veiligheid en herstel zoekt, ervaart het andere verlies en uitsluiting.
Het standpunt, dat ik over de huidige situatie had vóór ik begon met schrijven, is niet veranderd. De cijfers zeggen al genoeg: circa 1.200 doden aan Israëlische kant en naar schatting 62.000 doden aan Palestijnse kant (waar er iedere dag 100 bij komen). Het hele gebied is inmiddels verwoest. Ik heb weliswaar een verklaring gevonden voor dat blinde geweld - het wegvagen van een volk dat er in de ogen van het Joodse volk niet hoort, want het is Joods erfgoed dat ze eeuwenlang is ontzegd - maar dat begrijpen maakt het niet beter. Er is niets, maar dan ook helemaal niets dat dit geweld kan rechtvaardigen.
Ik zie niet hoe twee volkeren, die zo zwaar zijn getraumatiseerd door de internationale gemeenschap en elkaar, ooit vreedzaam naast elkaar zouden kunnen leven. Bufferzones en wapenstilstanden zouden alleen tijdelijke oplossingen bieden – binnen een paar jaar zou het geweld gewoon weer losbarsten. Verkassen is ook geen optie: beiden maken om verschillende redenen aanspraak op het gebied, met Jeruzalem als grootste twistpunt. Het is intens triest, dat een heilige plek van veiligheid, geloof en troost, een splijtzwam blijkt. Dit kunnen de goden nooit gewild hebben.

*) De agenda van de VS
De VS heeft er groot belang bij om Israël te blijven steunen.
Economische en strategische belangen
Olie en gas: De VS wil invloed behouden in het Midden-Oosten, een regio met de
grootste olie- en gasreserves ter wereld.
Handelsroutes: Israël ligt strategisch nabij het Suezkanaal, een cruciale
doorgang voor wereldhandel.
Wapenindustrie: Israël is een belangrijke afnemer van
Amerikaanse wapens. De VS heeft recent nog $8,5 miljard aan militaire steun
toegezegd.
Geopolitieke en militaire motieven
Israël fungeert als een militaire bondgenoot en “frontlijnstaat” in de strijd
tegen islamitisch extremisme.
De VS ziet Israël als een buffer tegen invloed van Iran, Rusland en andere
rivalen in de regio.
Emotionele en culturele verbondenheid
De VS heeft de grootste Joodse gemeenschap buiten Israël, met diepe
historische en culturele banden.
Politieke steun aan Israël is stevig verankerd in het Amerikaanse Congres,
mede door lobbygroepen en religieuze solidariteit.
**) De
letterlijke passage uit de Balfour-verklaring:
"His Majesty's Government view with favour the establishment in Palestine
of a national home for the Jewish people, and will use their best endeavours to
facilitate the achievement of this object, it being clearly understood that
nothing shall be done which may prejudice the civil and religious rights of
existing non-Jewish communities in Palestine, or the rights and political
status enjoyed by Jews in any other country."
Vertaald in het Nederlands:
"De regering van Zijne Majesteit staat positief tegenover de vestiging van
een nationaal tehuis voor het Joodse volk in Palestina, en zal haar uiterste
best doen om de verwezenlijking van dit doel te bevorderen, met de
uitdrukkelijke kanttekening dat niets zal worden ondernomen dat afbreuk zou
kunnen doen aan de burgerlijke en religieuze rechten van de bestaande
niet-Joodse gemeenschappen in Palestina, noch aan de rechten en politieke
status van Joden in andere landen."
Reacties
Een reactie posten