Een röntgenfoto van herinneringen

Vorige week had ik een afspraak gemaakt voor een röntgenfoto, en daarbij zonder nadenken OLVG Oost aangevinkt omdat dat het dichtstbij is. Pas als ik in de auto stap, realiseer ik me dat dat het ziekenhuis is waar mijn vader vorig jaar maart is overleden. Ik ben er sindsdien niet meer geweest. 

Ik rij de ziekenhuisgarage in, en voel mijn adem omhoog gaan en mijn mond droog worden – ik herinner me levendig wat ik destijds voelde, toen ik die vroege zondagochtend de verlaten garage in reed. Ik was eerder die ochtend gebeld en had te horen gekregen dat het niet lang meer zou duren. Of ik zo snel mogelijk naar het ziekenhuis kon komen, ook om met de arts te overleggen. Het was onwerkelijk: ik zag mezelf van een afstandje inparkeren, uitstappen en naar de lift lopen, terwijl alles in me schreeuwde: “Ik kan dit niet, ik ben hier niet klaar voor, ik moet grotemensenbeslissingen gaan nemen die ik niet wil nemen. Ik kán dit niet!” 

Nadat de röntgenfoto’s zijn gemaakt, loop ik de trap af en wandel naar de eerste lange tafel in het restaurant. Ik laat mijn hand over het gladde oppervlak glijden. Aan die tafel sloten we - familie, vrienden en ik - die laatste dag af. Aan die tafel kwamen dood en leven even heel dicht bij elkaar: we huilden om de dood van mijn vader, feliciteerden mijn jongste oom met zijn verjaardag, en reageerden blij verrast toen mijn neef voorzichtig vertelde dat hij en zijn lief hun eerste kindje verwachtten. Het was een passende afsluiting van de dagen die ik in een wonderlijke en zuivere bubbel van liefde en dood had doorgebracht. 

Terwijl ik aan de lege tafel zit, stel ik me voor dat ik mijn kind-ik op schoot til. Het kind dat haar beste vriend, waar ze zo graag mee op avontuur ging en die haar altijd goede raad gaf, zo verschrikkelijk mist. Die de twaalf jaar na zijn beroerte maar bleef hopen dat hij terugkwam, dat hij weer werd hoe hij was, dat ze weer bij hem kon wegkruipen met haar hoofd onder zijn kin en zijn lange armen stevig om haar heen. Zij wende nooit aan dat wezen in die rolstoel, die geen goede raad meer kon geven en haar onhandig met één arm probeerde te omhelzen. Ze was ontroostbaar toen hij op die dinsdag in maart helemaal wegging, maar er was toen - net als de twaalf jaar ervoor - weinig ruimte voor haar omdat er zoveel grotemensenzaken geregeld moesten worden. Misschien ook omdat het te moeilijk was om haar en haar grote verdriet toe te laten. 

Terwijl we samen naar de lege tafel en onze herinneringen kijken, sla ik mijn armen stevig om haar heen, geef haar kusjes op haar slaap, aai haar haar uit haar gezicht en veeg onze tranen weg. Ik herinner haar eraan dat we ons na zijn dood geen moment verlaten hebben gevoeld. Ik vertel haar dat het goed is zo, dat hij overal en altijd bij ons is. Getroost rolt ze zich weer in me op.

Als ik naar de uitgang loop, herinner ik me dat ik dat destijds met tegenzin deed - ik (of zij) wilde de bubbel niet uit en de echte wereld, een wereld zonder vader, niet in. Dat is nu anders: ik geniet van het leven, heb een heerlijk huis, dierbare vrienden en familie om me heen en mijn vader is in alles verweven. Overal en altijd. 

The art of losing isn’t hard to master;
so many things seem filled with the intent
to be lost that their loss is no disaster.

Lose something every day. Accept the fluster
of lost door keys, the hour badly spent.
The art of losing isn’t hard to master.

Then practice losing farther, losing faster:
places, and names, and where it was you meant
to travel. None of these will bring disaster.

I lost my mother’s watch. And look! my last, or
next-to-last, of three loved houses went.
The art of losing isn’t hard to master.

I lost two cities, lovely ones. And, vaster,
some realms I owned, two rivers, a continent.
I miss them, but it wasn’t a disaster.

—Even losing you (the joking voice, a gesture
I love) I shan’t have lied. It’s evident
the art of losing’s not too hard to master
though it may look like (Write it!) like disaster.

One Art, Elizabeth Bishop (1911-1979) 





Reacties

Een reactie posten