Bella

Bella, geschilderd door Mike Paschenegger


Eigenlijk wilde ik alleen gezelschap voor de witte neurotische Diva. Haar twee stiefzussen waar ze zo aan gewend was waren binnen twee jaar na elkaar op respectabele leeftijd overleden (21 en 23) en ze leek eenzaam. In november 2014 belde ik het asiel of ze misschien een binnenkat hadden van Diva’s leeftijd, rond de zeventien. Die hadden ze, ene Bertha, al was die waarschijnlijk wel wat jonger, ze schatten haar rond de twaalf. Ik kon meteen langskomen.

Dierenopvang Amsterdam heeft een prachtig complex aan de Ookmeerweg, met gescheiden units voor katten. In de unit, waar Bertha met een aantal soortgenoten logeerde, ging ik op de grond zitten met mijn benen languit voor me. De andere katten negeerden me, maar een groot uitgevallen schildpadkat aan de andere kant van de kamer merkte me op, liep recht op me af en nestelde zich op mijn schoot. Zo, zei de verzorgster, zal ik er maar een strik omheen doen? Ik had kennisgemaakt met Bertha, of Bella, of Blije Doos, of Poppie zoals ze later allemaal genoemd zou worden. Of liever gezegd, ze had mij uitgekozen.

We hadden geen makkelijke start. Ze bleek het gingivitis stomatitis pharyngitis complex te hebben waardoor we om de haverklap naar de dierenarts moesten en uiteindelijk haar hele gebit eruit moest. Ze verdroeg alles geduldig, en was, zelfs als ze pijn had, zo vrolijk en lief als ze maar kon. Ook vond ze het in het begin nog spannend als ik er niet was, of ik nou weg was of gewoon in een andere kamer. Als ik de woonkamer binnenkwam lag alles onder de plukken omdat ze haar eigen haar had uitgetrokken. Gelukkig was dat snel over toen ze doorkreeg dat ik altijd weer terugkwam om haar te knuffelen.

Bella bleek een bijzondere kat. Slim, communicatief, relaxed en een duidelijk zichtbaar plezier in het leven en alles om zich heen, niets kon haar uit haar humeur brengen. Al snel ontwikkelden we rituelen. Elke ochtend stond ze me op te wachten om samen ‘de dag open te doen’: met haar op mijn schouder trok ik de luxaflexen open onder luid gespin in mijn oor, en als ik mazzel had nog kopjes ook. Ze was dol op knuffels, en beleefd maar duidelijk als iets haar niet zinde – alleen even een brom met haar wonderlijke schorre stem.  Als ik achter mijn bureau aan het werk was en ze wilde aandacht, ging ze eerst een tijdje naast mijn stoel doordringend naar me zitten kijken, en als het haar te lang duurde een kort mauwtje, ook weer met die schorre stem. Als ik me bukte om haar te aaien liet ze zich op de grond vallen met haar buik omhoog, die dringend gekriebeld moest worden. Als ik niet reageerde ging ze languit naast me liggen, als een hond, om daar pas vandaan te komen als ik opstond. Ze had al snel door dat ik het Rooie Beestje bestuurde (een laserlampje) en kon ook daar duidelijk om vragen door naast me gaan te zitten, en als ik naar haar keek druk op de grond om zich heen te kijken. Ze liep overal met me mee, zelfs tot in de wc. 

Het leukste vond ze de uitjes op de gang: dan liep ik voor haar uit de twee trappen af, en ging op de één na onderste trede op haar zitten wachten. Dan hoorde ik haar de trap afsjokken, en als ze me door de spijlen van de eerste verdieping zag zitten gaf ze een schorre mauw en liep ze net wat sneller de laatste trap af tot ze bij me was om me koppen te geven (kopjes zou een understatement zijn), zo blij of ze me al in geen weken had gezien. Samen scharrelden we dan over de benedenverdieping en snuffelde ze in alle hoekjes tot haar kop vol met spinrag zat. Naar boven vond ze minder: na één trap plofte ze neer op de overloop en weigerde de laatste trap op te lopen. Als ik haar dan optilde spinde ze vergenoegd en liet zich lui naar binnen dragen. Ze was zo relaxed dat ze los in de auto kon als we weer eens naar de dierenarts moesten. Dan onderzocht ze onderweg de hele auto, ging op de hoedenplank kijken naar de straten en mensen of vlijde zich neer op de passagiersstoel.

Ze was zichtbaar gelukkig en werd steeds dikker, doordat ze dol was op eten en door de zware medicijnen die ze elke paar weken kreeg voor haar bek, dus al snel werden er bijnamen als Fatso, Dikke en Bolle toegevoegd aan Blije Doos. Ze luisterde toch nergens naar.

Tegen de jaarwisseling viel me op dat haar ene oog wat verder uitpuilde dan het andere en bezorgd belde ik de dierenarts. Na een paar onderzoeken bleek dat ze een agressieve vorm van kanker in haar kop en bek had. We hadden niet lang meer. Zonder veel nadenken besloot ik om Bella’s Bucketlist te gaan afwerken. Ik kocht een (spuuglelijk) tuigje voor haar zodat we er samen op uit konden, bijvoorbeeld naar het parkje voor de deur of kennismaken met mijn vader, die haar nog nooit had gezien. Ik kocht een hele vis voor haar, waar ze niks van moest hebben – ze lag ernaar te kijken en speelde er balorig mee. Stukjes zalm vielen gelukkig wel in de smaak. Ze had twee maanden gekregen, maar uiteindelijk werden het er vier. Vier maanden lang gaf ik haar elke ochtend en elke avond spuitjes met pijnstilling en bijvoeding, terwijl ze als een harige baby in het holletje van mijn arm lag. Vier maanden lang speelde, spinde, at en dronk ze alsof er niets aan de hand was.

Een paar dagen geleden zat haar uitpuilende oog ineens dicht, en ze had zichtbaar pijn. Gisterenmiddag  maakte ik een afspraak voor haar bij de dierenarts, officieel om alleen even naar haar oog te kijken, maar gaandeweg was steeds meer te merken hoeveel pijn ze had. ’s Avonds wilde ze niet meer spelen. Ik bedacht me wat ik in haar plaats zou willen: niet de aftakeling afwachten. 

Vanochtend begroette ze me als vanouds, en bij hoge uitzondering liet ik haar op bed. Ze ging naast me liggen, met haar kop naar me toe, en tijdens het aaien legde ze een pootje op mijn gezicht. Voor we naar de dierenarts gingen liep ik met haar nog een laatste rondje in het parkje voor de deur, in de zon.

Bij de dierenarts legde ik uit wat ik wilde en hij was het met me eens. Het was een wonderlijk moment: ze drukte zich spinnend tegen me aan, één bundeltje warm leven. Dierenarts Jorrit (ik ben hem dankbaar) zag dat ik het moeilijk kreeg, plaatste het eerste spuitje en verliet de ruimte, terwijl ik met haar op een kruk ging zitten. Daar lag ze, rustig in het holletje van mijn arm, slaperig naar me op te kijken terwijl ik haar buikje aaide en haar vertelde hoe dol ik op haar was. Heel langzaam en vredig zakte ze weg.

Marion van het asiel vertelde me later waar Bella vandaan kwam: ‘Bella is in augustus 2014 door de politie weggehaald bij haar vorige eigenaar wegens verwaarlozing. Bella woonde toen in Den Helder. Ze woog nog maar 2,5 kilo en had ook weinig bespiering. Ze had een ontstoken bek en zat onder de vlooien. Ze was toen ook al erg lief.’

Ik ben blij dat ik Bella heb gekend, en haar nog een mooie tijd vol liefde, zorg, aandacht en veel eten heb kunnen geven. Het was maar anderhalf jaar, maar haar 'lust for life' zal me altijd bijblijven.

“You have been my friend. That in itself is a tremendous thing. I wove my webs for you because I liked you. After all, what's a life, anyway? We're born, we live a little while, we die […]. By helping you, perhaps I was trying to lift up my life a trifle. Heaven knows anyone's life can stand a little of that.”
― E.B. White, Charlotte's Web

Met heel veel dank aan Dierenopvang Amsterdam en dierenartsen Theo van Noort en Jorrit Verver van Dierenkliniek Westerpark.



Reacties