There is no box


Kortgeleden leerde ik iemand kennen die nooit bang is om out-of-the box te denken, en die me attendeerde op een andere manier van leren voor kinderen: hackschooling. Een manier waarbij niet wordt uitgegaan van wat alle kinderen volgens ons zouden moeten leren, maar van wat elk individueel kind leuk vindt om te doen, en zou willen ontdekken en ontwikkelen. Waarbij kinderen geen rijtjes uit hun hoofd leren, maar iets veel belangrijkers: zelf nadenken. Waarbij de nadruk niet ligt op ‘wat wil je later worden’, maar kinderen tools in handen krijgen om te bereiken wat we eigenlijk écht willen worden als we later groot zijn: gelukkig.

Als je er goed over nadenkt is het eigenlijk vreemd. We leren op school niet alleen rijtjes, we worden vooral klaargestoomd voor een uitgestippeld leven: je gaat naar school, daarna ga je studeren, daarna ga je werken en dat is ‘t. Als je een van die drie niet haalt heb je als mens al bij voorbaat een streepje minder en leer je te denken dat je hebt gefaald. Als je interesses hebt die niet binnen het vakkenpakket passen heb je geen ruimte om die te ontwikkelen. We worden meteen in een systeem geperst van keuzes maken en dingen doen, terwijl je het nut ervan niet kunt koppelen aan een intrinsieke motivatie. Aan kinderen van veertien wordt al gevraagd te beslissen wat ze later willen worden, omdat ze een schoolrichting of een vakkenpakket moeten kiezen. Dat, terwijl een kind van veertien nog geen idee heeft, zich nog niet kunnen heeft oriënteren, nog geen levenservaring heeft opgedaan en nog geen tools heeft om ervaringen op een bepaalde manier te verwerken.

Het leven en zichzelf ontdekken is al moeilijk genoeg, daarnaast zijn puberhersenen simpelweg nog niet geschikt om weloverwogen beslissingen te nemen. Zoals professor Eveline Crone stelt:
“Het klopt niet dat bepaalde hersengebieden bij pubers nog niet volgroeid zijn. Het gaat om de communicatie tussen hersengebieden die grillig of niet optimaal verloopt. De ontwikkeling van de verschillende hersengebieden wordt aangestuurd door hormonen. Door allerlei zintuiglijke, cognitieve, emotionele en sociale prikkels ontwikkelen bepaalde hersengebieden zich stormachtig: er ontstaan steeds meer en efficiëntere verbindingen. Zodoende ontstaat belangstelling of talent voor bijvoorbeeld sport, muziek, mode enzovoorts.

Niet alle hersengebieden ontwikkelen zich echter in hetzelfde tempo. Dat veroorzaakt vaak typisch gedrag bij adolescenten. Bijvoorbeeld van een meisje van 15 dat samen met een vriendin een piercing laat zetten van het geld dat ze mee heeft gekregen voor een winterjack. Het gebied ‘emotionele kicks’ (Cool als ik maandag de piercing op school kan laten zien!) overheerst het gebied dat haar laat nadenken over de gevolgen van haar gedrag (geen winterjack, ouders kwaad).”

En dát meisje vragen we om een verstrekkende beslissing te nemen?

Kinderen zijn per definitie leergierig. Wat zou het mooi zijn als we onze kinderen alleen maar faciliteren en zelf hun tempo laten bepalen. Als we zouden luisteren en kijken naar waar het kind behoefte aan heeft en gelukkig van wordt. Daarmee leren we ze écht kijken naar de wereld om zich heen en haar mogelijkheden, en ontwikkelen ze zelfvertrouwen en creativiteit. Als we de zin “je doet maar waar je zin in hebt” in plaats van een negatieve, een positieve lading geven - want wat is er eigenlijk mis aan doen waar je zin in hebt? Dingen doen waar je blij van wordt leveren minder stress op, dus zijn uiteindelijk ook gezonder. Gelukkige kinderen worden gelukkige volwassenen.

Diezelfde vriend - ik ben hem dankbaar - wees me nog op iets anders dat eigenlijk in het verlengde ligt van hackschooling: iedereen een onvoorwaardelijk basisinkomen, werk of geen werk. Ik was als langdurig hardwerkend belastingbetaler kritisch: je kan toch niet zomaar iedereen geld geven? Jawel. Daar worden we toch lui van? Nee hoor.

In de jaren zeventig is er gedurende vijf jaar een experiment onder de naam Mincome uitgevoerd in Dauphin, Canada, waarbij aan alle bewoners maandelijks een basisinkomen werd uitbetaald. Het doel van het onderzoek was om te kijken of mensen minder gemotiveerd waren om te werken als ze al geld op hun rekening hadden. De uitkomsten waren bijzonder: maar een heel laag percentage besloot minder uren te gaan werken, moeders brachten meer tijd door bij hun pasgeboren kinderen, oudere studerende kinderen boekten betere schoolresultaten en er het aantal voortijdige schoolverlaters daalde. Jongeren voelden minder druk om een baan te zoeken als bijdrage in de huishoudpot waardoor ze langer doorstudeerden, en zij die wel bleven doorwerken kregen meer ruimte om werk te zoeken dat ze écht leuk vonden. De gevolgen waren ook merkbaar op het gebied van gezondheid: het aantal ziekenhuisbezoeken daalde met 8,5%, het aantal arbeidsongevallen, auto-ongelukken en incidenten van huiselijk geweld daalde. Dezelfde daling was zichtbaar in de psychiatrie.

Je afvragen hoe we dit in vredesnaam praktisch voor elkaar zouden krijgen, is bevestigen wat ons grootste probleem is: we zijn zo vast komen te zitten in onze patronen dat we ons hoofd hier bijna niet omheen krijgen. Elke kritische gedachte die ik had naar aanleiding van dit principe werd door geld en wantrouwen gedreven, zoals: “Daar zullen mensen misbruik van maken!” Wat valt er voor misbruik te maken als iedereen geld krijgt? En wat voor mensen zullen we worden als we niet langer gebukt gaan onder geldstress? Wat zou het betekenen voor creativiteit, behulpzaamheid, opvoeding? Langzaam begon ik de omvang hiervan te zien.

Stel je toch eens voor wat het met ons als mensen, als maatschappij, zou doen als we die twee zouden combineren! In onze leertijd zouden we alles kunnen ontdekken wat we willen, ons maximaal ontwikkelen op de gebieden waar we plezier aan beleven. En nee, het is niet zomaar wat doen. Als een kind een vogelhuisje wil bouwen leert het spelenderwijs waar die verdomde wiskunde nou voor is: om de maten en de hoeken te kunnen meten. Als je iets met plezier doet, leer je ook met plezier hóe je dat doet. En later als volwassene kun je door het basisinkomen zelf kiezen wat je wil doen, je hart volgen. Hoeveel mensen doen werk waar ze geen plezier in hebben? Hoeveel mensen zijn in een beroep gerold zonder dat ze daar ooit bewust, of nog liever vanuit passie, voor hebben gekozen?

De vragen die een stervende zichzelf stelt gaan niet over ‘heb ik wel genoeg verdiend’, maar over ‘ben ik gelukkig geweest’, of ‘heb ik de mensen om me heen wel goed behandeld’. De mooiste herinneringen die we hebben gaan niet over dat leuke bedrag op onze rekening, maar om de successen die we hebben behaald, de liefde die we hebben gedeeld of de mooie dingen die we hebben gezien.

Natuurlijk had ik ook allemaal praktische vragen, zoals ‘wie betaalt er dan belasting’. Omdat de meeste mensen toch zullen willen werken wordt die wel betaald, maar denk ook eens aan ziektekosten die omlaag gaan omdat we minder stress hebben? Een zorgstelsel wat ingrijpend verandert omdat mensen meer tijd kunnen nemen om voor een dierbare te zorgen? Een heel uitkeringssysteem wat miljarden kost en in zijn geheel kan komen te vervallen? Dat heeft uiteindelijk ook invloed op de hoogte van onze belasting. Het najagen van werklozen kost bakken met geld, en levert uiteindelijk weinig resultaat en geen gelukkige mensen op. En wat zou het betekenen voor de armoede in Nederland? Als er structureel geldgebrek is in een huishouden kan er ook niets moois ontstaan: armoede beperkt, kost bandbreedte en maakt letterlijk dommer, zoals we konden lezen in het verhelderende artikel van Rutger Bregman. Dus wat zou er gebeuren als die bandbreedte ineens wél ten volle benut kan worden?

Ik heb niet alle antwoorden, maar als je nadenkt over wat het met ons als mensen kan doen, hoe gelukkig we zouden kunnen worden als onze keuzes niet worden bepaald door geld maar door ons hart, is het op zijn minst de moeite waard om het te onderzoeken. Weg met die doos.

Reacties