Koekoeksjong

Jaren geleden werkte mijn vader aan een project in Maastricht, hij mocht overnachten in een prachtig huis dat werd beheerd door een lief echtpaar. Er ontstond een innige vriendschap tussen hen en mijn vader, en na het project bleef het contact. Hij had het er zo naar zijn zin dat hij mij ook een keer uitnodigde om naar hem toe te komen in De Villa zoals het huis werd genoemd. De avond voor mijn vertrek vroeg hij me wat ik het allerliefste wilde eten, het mocht sjiek. “Pizza!” antwoordde ik prompt, “Samen voor de TV in onze slobberkleren.” Hij moest lachen. De volgende avond liepen we samen naar de pizzeria om de hoek. Het was nauwelijks een verassing dat mijn vader er hartelijk begroet werd, alsof hij er al jaren kwam - mijn vader weet ieders hart te stelen. De medewerker wist zelfs wat mijn vader graag wilde eten. We hadden een wereldavond, samen met pizza voor de TV.

In de afgelopen anderhalf jaar is de grens tussen mijn vrienden en die van mijn vader vervaagd. Zijn vrienden boden vaak hulp aan, of een troostende schouder of een kop thee, waardoor hechtere of nieuwe banden ontstonden. Ieder van hen wist me dingen over mijn vader te vertellen, van vroeger of nu, of we deelden onze verdrietjes over hem waardoor ik me er minder alleen in voelde.

Ik ben tussen de meesten van hen opgevoed, en in en om het theater. Als puber en vroege twintiger probeerde mijn vader me erbij te betrekken, door me mee te laten draaien met de productie, me het licht of geluid te laten doen, en later hielp hij me aan een baantje bij zijn toenmalige management. Toen ik midden twintig was zette ik me af tegen die wereld en kwam uiteindelijk in het bedrijfsleven terecht. Ik dacht dat ik er op mijn plek was.

Niet lang na zijn beroerte wilde mijn vader weer een voorstelling maken, en als zijn linkerhand sprak het voor zich dat ik hem daarbij hielp, samen met zijn vaste productieleider. Ineens merkte ik hoeveel plezier ik erin had, en dat het me goed afging. Voor zijn tweede voorstelling deed ik alleen de publiciteit omdat ik aan het afstuderen was, en de derde wordt nu door ons samen gemaakt. Toch nog bij mijn vader in de zaak.

Soms word ik overvallen door schuldgevoel. Bijna alles wat ik nu doe is dankzij mijn vader, in het leven van mijn vader, het werk van mijn vader. Ik ben op plekken waar hij graag was, huizen, steden, stranden waar hij zelf niet meer kan komen. Morgen vertrek ik alleen naar De Villa voor een paar dagen, naar zijn vrienden, en zal wandelingen en fietstochten maken die hij zelf niet meer kan maken. Ik weet dat ik heel welkom ben, dat ik waarschijnlijk op al die plekjes en bij zijn vrienden op zoek ben naar de ontbrekende stukjes van mijn vader - maar heel soms voelt het als diefstal, alsof ik me in een nest nestel wat het mijne niet is. Of juist wel?



Reacties

Een reactie posten